Zuid-Amerikaanse tapir Tapirus terrestris
Het grootste plantenetende landzoogdier van Zuid-Amerika.
De Zuid-Amerikaanse tapir leeft in de regenwouden en moerasgebieden van Zuid-Amerika. Deze planteneter is met zijn korte slurfje goed aangepast aan het leven in dichtbegroeide gebieden met water.
De Zuid-Amerikaanse tapir in vogelvlucht
- eet
- bladeren, lianen, struiken, planten, schors, riet en fruit
- komt uit
- Zuid-Amerika
- uitblinker in
- zaden verspreiden en zwemmen
Slurf als snorkel
Tapirs zijn uitstekende zwemmers. Tijdens het zwemmen gebruiken ze hun slurf als snorkel. Het water helpt hen in het wild niet alleen om parasieten van hun huid te verwijderen, maar biedt ook bescherming tegen roofdieren zoals jaguars en puma’s.
Een goed gecamoufleerd jong
Na een draagtijd van 13 maanden wordt meestal één jong geboren. Tapirkalfjes hebben een bruine vacht met witte strepen, wat ze goed camoufleert in het dichte groen. Deze camouflage verdwijnt na zo’n zeven maanden.
Belangrijke zaadverspreiders
Tapirs eten ook de zaden van vruchten. De ingeslikte zaden komen vaak onbeschadigd weer in de natuur terecht via de ontlasting. Hierdoor zijn tapirs belangrijke zaadverspreiders en helpen ze mee de biodiversiteit in hun leefgebied te behouden.
Bedreigingen
Helaas worden tapirs bedreigd door verschillende factoren, waaronder jacht voor hun vlees, jacht voor verkoop als huisdier, ontbossing en vergiftiging door drugsafval. In ARTIS maken de Zuid-Amerikaanse tapirs deel uit van een soortbehoudsprogramma, gericht op het beschermen van deze bijzondere diersoort.