Historisch ontmoet modern in het Apenhuis. Bezoekers lopen door een open verblijf waar dieren vrij bewegen, midden in een stukje Amsterdamse geschiedenis.

De renovatie in 2011 bracht originele details van het Apenhuis terug, zoals de gietijzerconstructies en serre.

Een vooruitstrevend ontwerp

Het Apenhuis, ontworpen door B.J. Ouëndag in 1908, was een van de eerste ARTIS-gebouwen met veel gietijzer. Dankzij de industriële revolutie konden gietijzeren frames gecombineerd worden met dikker glas, wat innovatieve constructies zoals de overkapping van het Apenhuis mogelijk maakte. Dit vooruitstrevende ontwerp bood een ideale omgeving voor planten en dieren uit warmere klimaten om te overwinteren.

Van klassiek verblijf naar moderne ervaring

Het oorspronkelijke interieur van het Apenhuis bestond uit een bezoekerspad met aan weerszijden verblijven voor verschillende apensoorten. Orang-oetans en andere mensapen leefden in het middendeel, terwijl buiten withandgibbons leefden. Na een grondige renovatie in 2010-2011 is het Apenhuis nu een doorloopverblijf, waar dieren zich vrij bewegen door het gebouw. Bezoekers kunnen kleine apen, luiaarden en vogels van dichtbij ervaren in een oerwoudachtige omgeving – een unieke mix van historie en vernieuwing.

Van toen tot nu

gebouwd in
1908
ontworpen door
B.J. Ouëndag
vroeger leefde hier
verschillende soorten apen
nu leven hier
keizertamarins, luiaarden, stekelvarkens, dwergoeistiti's, saki's en verschillende vogelsoorten

Het eerste Apenhuis van ARTIS

In 1851 opende ARTIS het eerste Apenhuis, ontworpen door architect F. Markelbach. Daar leefden verschillende apensoorten, die via schepen uit Nederlands-Indië arriveerden. Kapiteins kregen in ruil voor hun donaties een lidmaatschap. Dit gebouw is te zien op de oudste bekende foto van ARTIS, gemaakt rond 1853-1855.

Mafuka

Vanaf 1911 leefde in het Apenhuis een jonge chimpansee genaamd Mafuka. ARTIS-medewerkers realiseerden zich dat ‘Mafuka’ geen "normale chimpansee" was. Dit vermoeden bleek juist: Mafuka was een bonobo, een soort die in 1929 pas als dusdanig erkend werd door de Westerse wetenschap.