De griel is een steltloper met wat langere poten. Ze wonen in Eurazië en Afrika en leven daar vooral in droge, steenachtige gebieden.

Jager in de schemering

Grielen hebben een zwart-gele, korte snavel waarmee ze insecten, slakken, reptielen en muizen vangen. Hun zandkleurige verendek en de kunst van het doodstil staan, maakt dat ze wegvallen op het zand. De grote gele ogen hebben ze nodig om in de schemering goed te kunnen jagen. Overdag slapen grielen. Hun lange poten vouwen ze dan helemaal onder hun lijf.

Zeldzame dwaalgast

De meeste grielen komen voor in Spanje en Portugal. In Nederland is het een zeldzame dwaalgast geworden. Vroeger broedden de grielen hier in de duinstrook. Daar zijn ze nu als broedvogel verdwenen, wegens toenemende recreatie en meer begroeiing, waardoor de kalere stukken zijn verdwenen. Het laatste Nederlandse broedgeval dateert van ruim 50 jaar geleden.

Verdwijning uit Nederland

Niet alleen door bovengenoemde factoren is de griel uit Nederland verdwenen. De intensieve landbouw heeft een groot effect op de verruiging van open vlaktes door overbemesting. Door teveel meststoffen groeien die open vlaktes namelijk dicht. Bovendien leven er nu vossen in het duingebied, die op eieren en kuikens jagen. De griel keert dankzij deze factoren waarschijnlijk nooit weer terug als broedvogel in Nederland.