Portielje, apostel van de dieren

Urenlang kon dr. Anton Frederik Johan Portielje (1886-1965) dieren observeren. Zijn waarnemingen noteerde hij zorgvuldig in de dagrapporten van ARTIS, waar hij 46 jaar lang niet de directeur, maar wel hét boegbeeld was. Hij was de eerste deskundige ter wereld die met gedragsexperimenten het instinct van dieren wetenschappelijk onderzocht. Een pionier die bovendien prachtig kon vertellen. Niet voor niets werd hij ‘apostel van de dieren’ genoemd.

De spiegelproef

Portielje was een van de eersten die de ‘spiegelproef’ uitvoerde: wat doet een dier voor een spiegel? De meeste dieren beseffen niet dat ze zichzelf zien. Ze zien een vreemdeling die ze dreigend of vriendelijk begroeten of voor wie ze vluchten. Ze kijken achter de spiegel of gooien ‘m verveeld weg. Maar de orang-oetan Nico reageerde anders. Portielje beschreef in 1922 “hoe Nico vooreerst zijn spiegelbeeld, maar voorts ook zijn achterste en zijn broodkorst in een spiegeltje en in de spiegelende ruit van zijn tochtpui opmerkzaam bekijkt, en ’t gebruik van een spiegel dus blijkbaar in staat is te vatten!” Pas in 1968, 46 jaar later, begonnen andere onderzoekers aandacht aan dit verschijnsel te wijden. Zij ontdekten dat bijvoorbeeld ook olifanten en dolfijnen zelfbesef hebben. 

Portielje en Mafuka_600x443.jpg

Dwergchimpansee

In 1914 leefde in ARTIS chimpansee Mafuka die echt een stuk kleiner was dan de andere chimpansees. Portielje constateerde dat het om een nieuwe soort moest gaan. Hij schreef hier al over in 1913 en 1916, maar zijn vermeldingen bleven bij experts lange tijd onopgemerkt. Pas in 1929 werd – door vondsten van andere exemplaren – duidelijk dat Portielje het bij het rechte eind had. De nieuwe soort werd dwergchimpansee gedoopt, Pan paniscus, en is nu beter bekend onder de naam bonobo.

Portielje constateerde dat het om een nieuwe soort moest gaan.

Pikken op de ogen

Een roerdomp neemt bij onraad de verticale paalhoudig aan, waardoor hij met zijn camouflagekleuren in het riet bijna onzichtbaar wordt. Komt een tegenstander toch dichterbij, dan gaat hij over in de dreighouding en uiteindelijk haalt hij uit met een snelle pik naar de ogen. Portielje vroeg zich af of roerdompen gericht naar de ogen pikken. Om dit te onderzoeken, knipte hij kartonnen figuren uit in de vorm van een kop en een romp waarop ogen konden worden geplakt. Wat bleek? De roerdompen pikten altijd naar de bovenste helft van de figuur, ook als de ogen op de borst of buik geplakt zaten, of zelfs als de figuur ondersteboven gehouden wordt. De roerdomp mikt dus niet echt op de ogen, maar zijn instinctieve afweerpik is erop afgestemd dat in de natuur de ogen altijd in het midden van het bovenstuk van een kop-romp-figuur zitten.

None

Roerdompen in ARTIS (ca. 1930).

portielje-mijn-aquarium_R_1920x1080.jpg

Gangmaker

Portielje werd gefascineerd door alles wat dieren doen en had de gave daarover in rondleidingen, lezingen en op de radio aanstekelijk te vertellen. Zijn publicaties waren al even populair. Zoals zijn hoofdwerk 'Dieren zien en leeren kennen' (1938), maar ook het album ‘Mijn Aquarium’ dat hij in 1925 voor koekjesfabrikant Verkade verzorgde. Dit album bevatte een heel levendig verhaal over territoriumverdediging, nestbouw, partnerwerving en broedverzorging van stekelbaarsjes. Met als gevolg dat al snel half Nederland een aquarium met stekelbaarsjes in huis had en er ook meer wetenschappelijke aandacht voor dit visje kwam. Ook Portieljes artikelen over aalscholvers en zilvermeeuwen hebben aan de basis gestaan van omvangrijke series onderzoeken.