De Zuid-Amerikaanse tapir leeft vooral in de laagvlakten van Zuid-Amerika in vochtige, tropische bossen en nabij water. Ze komen voor in gebieden met hoogtes variërend van zeeniveau tot 4500 meter hoog.

Wat eet hij het liefst?

De Zuid-Amerikaanse tapir is het grootste plantenetende landzoogdier van Zuid-Amerika. Ze eten voornamelijk gras, bladeren, jonge takjes en twijgjes van struiken en lage bomen en moeras- en waterplanten. Daarnaast eten ze allerlei vruchten. De ingeslikte zaden poepen ze vaak onverteerd weer uit. Hierdoor zijn tapirs belangrijke zaadverspreiders en helpen ze mee de biodiversiteit in hun leefgebied te behouden. Verder houdt de Zuid-Amerikaanse tapir erg van zout, hij legt hier dikwijls grote afstanden voor af.

Zintuigen

De Zuid-Amerikaanse tapir kan heel slecht zien. Bij verkenning van nieuwe gebieden gebruikt hij dan ook vooral zijn slurf, zijn tastorgaan. De slurf is gevormd uit de bovenlip en neus, net als bij olifanten. Ze gebruiken hun slurf ook om fruit en blaadjes te plukken.

Bevalling

Na een draagtijd van 13 maanden brengt het vrouwtje één jong ter wereld. Mede door de korte poten en korte hals van een tapirjong gaat de bevalling erg snel. Deze duurt over het algemeen slechts drie tot zes minuten. Het kalf loopt al snel met de moeder mee. Volwassen tapirs zien er heel anders uit dan de jongen. Een volwassen dier is bruin. De jongen zijn de eerste zes maanden bruin met witte strepen en stippen: een goede camouflage in het tropische struikgewas.

Zwemmen

Zuid-Amerikaanse tapirs kunnen goed zwemmen. Ze gebruiken hun slurfje hierbij als snorkel. Door te zwemmen verwijderen ze parasieten die op de huid zitten en worden ze beschermd tegen natuurlijke vijanden zoals jaguars en poema's. Tapirs zijn het meest actief in de avond en nacht, maar kunnen ook overdag actief zijn.

Is geadopteerd door: