Met hun stevige postuur, zwarte en witte veren, lange oranjerode snavel en roze poten zijn scholeksters makkelijk te herkennen. Deze steltloper leeft vooral in het kustgebied van Noordwest-Europa, maar ook in het Middellands Zeegebied.

Reizigers

Scholeksters overwinteren doorgaans in het Wadden- of Deltagebied. Jonge vogels trekken soms weg naar Zuidwest-Europa, en Scandinavische vogels vliegen zelfs nog verder, naar Afrika. In februari/maart trekken scholeksters terug naar het binnenland richting hun broedplaatsen.

Seizoens snavel

De snavelvorm van de scholekster verandert per seizoen. In de zomer, wanneer de scholekster in het wad en in graslanden prikt op zoek naar wormen en emelten (langpootmuglarven), is de snavel puntig. In de winter, wanneer er vooral schelpdieren op het menu staan, is de snavel stomper. Hij wordt dan gebruikt als een soort beitel. De snavel van de scholekster slijt snel, en groeit telkens weer opnieuw aan. 

Simpel nest

Als scholeksters broeden zijn ze erg territoriaal. Hun nest is echter minder indrukwekkend: slechts een kuiltje in de grond, bedekt met enkele steentjes, wat stro of schelpjes. Ook op grinddaken en paaltjes wil de scholekster nog wel eens broeden.